ROTONDE VAN BLARICUM 19-08-1900
De Koepel of het Paviljoen
alhier werd bewoond door de heer
Remmerde en echtgenote, beiden algemeen geacht.en bekend als berekend voor hun
dikwijls moeilijke taak. Zoals meermalen plaats heeft, landen Zondagavond omstreeks 7 uur twee Huizers bij
de Koepel aan, terwijl 4 a 5 hunner vriendjes op enige afstand bij de tramlijn
wachtten. Het klubje had zich te Blaricum reeds duchtig te goed gedaan ,
want wij genieten des Zondags de eer van een druk bezoek van Huizers. De herbergen zijn dan in Huizen
gesloten en de lui zakken daarom naar
hier af. Onze herbergiers toch maken daar goede zaken bij. Maar minder
aangenaam is het, dat zo nu en dan, wanneer
enige der Huizer bezoekers onder invloed van sterke drank geraken,
minder prettige toneeltjes voorvallen. Dat de bewoners van ons Paviljoen aan
zulk volkje steeds de toegang weigerde, is verklaarbaar en zelfs prijzenswaardig. Vandaar dan ook , dat
de twee binnentredenden reeds in de
gang door de heer Remmerde verzocht werden heen te gaan , wijl hun geen drank
verstrekt zou worden. Het antwoord, onder de nodige vloeken, getuigde niet van
tevredenheid met de weigering. Enige loge’s, die beneden zaten, hadden de
vriendelijkheid nog de twee mannen
sigaren aan te bieden, doch het antwoord
was : “Neen we hebben jouw
sigaren niet nodig”. Weldra was een ruit
verbrijzeld en wilde men naar binnen.
Nu grijpt de heer
Remmerder, na nogmaals gewaarschuwd te hebben, een stuk hout en geeft de lastigste der beiden een slag op het hoofd, zodat hij
neerviel. De getroffene staat op en gaat
naar de steeds meer en meer
genaderde kameraden, om, zoals hij zei, een mes te halen. Hij kwam terug, zijn
rechterhand op de rug, naderde het gebouw
opnieuw en dreigde onder de meest ergerlijke taal de heer Remmerde te
vermoorden. Deze laatste heeft zich
inmiddels van zijn geladen revolver
voorzien en waarschuwde de aanvaller, doch deze riep uit:
“ Schiet dan, ik kan maar
een dood sterven bij … ; ik zal je … “
En remmerde, die onder dat
alles wanhopig moest zijn geworden, schiet, en trof de man, zijnde Dirk Bakker
Kzn. Ongeveer in het oog . Deze deed een stap achteruit en stortte bloedend bij
een der pilaren neer. Terstond schoten de ontstelde loge’s toe en hielden zich
bezig met de verpleging van de
zieltogende. Terstond werd een Huizer geneesheer ontboden, die bij aankomst
slechts de dood kon konstateren. De politie uit Blaricum was intussen gekomen,
een wagen werd vandaar ontboden en onder geleide van de nachtwacht werd het
lijk van Dirk Bakker naar huis gebracht.
Inmiddels groeide de
menigte aan; toegevloeide Huizers riepen de gemeenteveldwachter toe: ‘’ Waar is de moordenaar ? Arresteer hem”. Doch deze bleef aan de deurpost staan en de
twee belhamels. Die binnen wilden dringen, werden herhaaldelijk
teruggehouden en in hun eigen belang gewaarschuwd. De kastelein heeft
inmiddels de tijd gehad zijn revolver
aan veldwachter Kuyer over te geven en ging op ieders raad over de hei naar Laren om zich bij de
gemeenteveldwachter aan te melden, die hem in zijn woning logies verstrekte. Als
dreigende onweerswolken groeide de menigte aan; de ontstelde loge’s en
mevrouw Remmerde werden onder geleide
van J. Kuyer Pzn. Naar Laren geleid.
Inmiddels had veldwachter Kuyer de tegenwoordigheid van geest binnen een paar kamers te sluiten en de
kelder, die een flinke voorraad wijn bevatte, te grendelen. De opgewonden
Huizers kwamen te laat om in de wijnkelder te dringen; verdere pogingen van
Kuyer om toegangen af te sluiten mislukten.
De massa is reeds binnengedrongen en Kuyer werd
van boven een stoel en tafel naar
het hoofd geworpen. Van alle zijden is het ruwe volk binnengetreden en boven en
in de keuken werd een toneel afgespeeld, zoals niemand het zich kon indenken. Een
vijftien- a twintigtal der Huizer woestelingen
waren boven; onstaken eerst het
licht, deden zich te goed aan de daar aanwezige dranken en begonnen daarna aan
de totale vernieling; grote spiegels,
stoelen, tafels, buffet, alles werd tot splinters en scherven verbrijzeld. Niets was veilig: de flessen
drank vlogen door de ruiten naar beneden. De piano bood te lang weerstand,
daarom naar beneden ermee en ook hier werd niets gespaard. Men was als het ware door het dolle heen. Geen Blaricummers, gelijk men
wilde suggereren , maar enkel Huizers; geen
vijf a zeven, maar vijftien a twintig waren boven en een groter aantal waren beneden. Onze
gemeenteveldwachter stond beneden machteloos; hij probeerde een Huizer die naar
boven wilde tegen te houden; hij verzocht een paar omstanders hem te
assisteren, doch op raad van de eveneens gearriveerde waarnemend burgemeester
van Blaricum werd hier van afgezien.
Eerst toen een zestigtal
militairen uit het nabijgelegen kamp Crailo telefonisch werd ontboden en in
aantocht waren, ging de woeste menigte
heen, zodat bij aankomst van de militairen het gebouw verlaten was. De gehele
verdere nacht werd het Paviljoen bewaakt door de politie. Het lukte echter
de gemeenteveldwachter om een der
belhamels buiten slapende aan te treffen en na arrestatie werd hij onder de
toren opgeborgen tot de volgende dag. De tweede dader werd door de Huizer
politie uit zijn bed gehaald. Beiden werden de
volgende namiddag op transport
naar Amsterdam gesteld. Zij waren echter zo opgeruimd, alsof zij ter bruiloft
gingen. Hun namen waren Peter Baas Hz.
En Klaas Baas Klz. De Officier van
Justitie uit Amsterdam was reeds de volgende dag vroeg aanwezig en weldra
stroomden van alle zijden nieuwsgierigen toe. De familie van de heer Remmerde
besloot de nog overgebleven goederen op
te laden en zo lag na een paar dagen ons
paviljoen er stil en verlaten bij. Zich
enige gedachten te vormen van het vernielingswer was haast onmogelijk,
als men slechts bedacht dat er niet minder dan 82 ruiten waren vernield.
Wie voelde geen diep medelijden met de man, die uit
zelfbehoud een schietwapen gebruikte en
daarbij een persoon dodelijk trof? Wie gruwde niet bij de aangerichte verwoesting?
Wie dacht niet aan de oppassende en ijverige kastelein die door een dergelijk
wangedrag geruïneerd werd? Reeds thans werd de heer Remmerde van
verschillende zijden de meest hartelijke wijzen van sympatie toegezonden met de
wens, dat binnen enkele dagen hem de vrijheid zal worden geschonken.
Reeds Woensdag werden drie
van de voornaamste getuigen in Amsterdam gehoord, als mede een zes- a zevental
Huizers.
Het stoffelijk overschot van de dodelijk getrogffen Dirk Bakker werd
Donderdag begraven. .
Uit de kroniek van een erfgooiersdorp De Rotonde te Blaricum in het jaar 1900.( door Henri Klein in TVE)