vrijdag 15 mei 2015

DODELIJK SCHOT BIJ DE ROTONDE IN BLARICUM (1900)


ROTONDE VAN BLARICUM   19-08-1900

De Koepel of het Paviljoen alhier werd bewoond door  de heer Remmerde en echtgenote, beiden algemeen geacht.en bekend als berekend voor hun dikwijls moeilijke taak. Zoals meermalen plaats heeft, landen  Zondagavond omstreeks 7 uur twee Huizers bij de Koepel aan, terwijl 4 a 5 hunner vriendjes op enige afstand bij de tramlijn wachtten. Het klubje had zich te Blaricum reeds duchtig te goed gedaan , want  wij genieten des Zondags  de eer van een druk bezoek van  Huizers. De herbergen zijn dan in Huizen gesloten en de lui zakken  daarom naar hier af. Onze herbergiers toch maken daar goede zaken bij. Maar minder aangenaam is het, dat zo nu en dan, wanneer  enige der Huizer bezoekers onder invloed van sterke drank geraken, minder prettige toneeltjes voorvallen. Dat de bewoners van ons Paviljoen aan zulk volkje steeds de toegang weigerde, is verklaarbaar en  zelfs prijzenswaardig. Vandaar dan ook , dat de twee binnentredenden   reeds in de gang door de heer Remmerde verzocht werden heen te gaan , wijl hun geen drank verstrekt zou worden. Het antwoord, onder de nodige vloeken, getuigde niet van tevredenheid met de weigering. Enige loge’s, die beneden zaten, hadden de vriendelijkheid nog  de twee mannen sigaren aan te bieden, doch het antwoord  was : “Neen  we hebben jouw sigaren niet nodig”.  Weldra was een ruit verbrijzeld en wilde men naar binnen.
Nu grijpt de heer Remmerder, na nogmaals gewaarschuwd te hebben, een stuk hout en geeft  de lastigste  der beiden een slag op het hoofd, zodat hij neerviel. De getroffene staat op en gaat  naar de steeds meer  en meer genaderde kameraden, om, zoals hij zei, een mes te halen. Hij kwam terug, zijn rechterhand op de rug, naderde het gebouw  opnieuw en dreigde onder de meest ergerlijke taal de heer Remmerde te vermoorden. Deze laatste  heeft zich inmiddels van zijn geladen revolver  voorzien en waarschuwde de aanvaller, doch deze riep uit:
“ Schiet dan, ik kan maar een dood sterven bij … ; ik zal je  … “
En remmerde, die onder dat alles wanhopig moest zijn geworden, schiet, en trof de man, zijnde Dirk Bakker Kzn. Ongeveer in het oog . Deze deed een stap achteruit en stortte bloedend bij een der pilaren neer. Terstond schoten de ontstelde loge’s toe en hielden zich bezig  met de verpleging van de zieltogende. Terstond werd een Huizer geneesheer ontboden, die bij aankomst slechts de dood kon konstateren. De politie uit Blaricum was intussen gekomen, een wagen werd vandaar ontboden en onder geleide van de nachtwacht werd het lijk van Dirk Bakker naar huis gebracht.

Inmiddels groeide de menigte aan; toegevloeide Huizers riepen de gemeenteveldwachter toe:  ‘’ Waar is de moordenaar ? Arresteer hem”.  Doch deze bleef aan de deurpost staan en de twee belhamels. Die binnen wilden dringen, werden herhaaldelijk teruggehouden  en in hun  eigen belang gewaarschuwd. De kastelein heeft inmiddels de tijd gehad  zijn revolver aan veldwachter Kuyer over te geven en ging op ieders  raad over de hei naar Laren om zich bij de gemeenteveldwachter aan te melden, die hem in zijn woning logies verstrekte. Als dreigende onweerswolken groeide de menigte aan; de ontstelde loge’s en mevrouw  Remmerde werden onder geleide van J. Kuyer  Pzn. Naar Laren geleid. Inmiddels had veldwachter Kuyer de tegenwoordigheid van geest  binnen een paar kamers te sluiten en de kelder, die een flinke voorraad wijn bevatte, te grendelen. De opgewonden Huizers kwamen te laat om in de wijnkelder te dringen; verdere pogingen van Kuyer  om toegangen af te sluiten mislukten. De massa is reeds binnengedrongen en Kuyer werd  van boven een stoel en tafel  naar het hoofd geworpen. Van alle zijden is het ruwe volk binnengetreden en boven en in de keuken werd een toneel afgespeeld, zoals niemand het zich kon indenken. Een vijftien- a twintigtal der Huizer woestelingen  waren  boven; onstaken eerst het licht, deden zich te goed aan de daar aanwezige dranken en begonnen daarna aan de totale vernieling;  grote spiegels, stoelen, tafels, buffet, alles werd tot splinters en scherven  verbrijzeld. Niets was veilig: de flessen drank vlogen door de ruiten naar beneden. De piano bood te lang weerstand, daarom naar beneden ermee en ook hier werd niets gespaard.  Men was als het ware door  het dolle heen. Geen Blaricummers, gelijk men wilde suggereren , maar enkel Huizers; geen  vijf a zeven, maar vijftien a twintig waren  boven en een groter aantal waren beneden. Onze gemeenteveldwachter stond beneden machteloos; hij probeerde een Huizer die naar boven wilde tegen te houden; hij verzocht een paar omstanders hem te assisteren, doch op raad van de eveneens gearriveerde waarnemend burgemeester van Blaricum werd hier van afgezien.

Eerst toen een zestigtal militairen uit het nabijgelegen kamp Crailo telefonisch werd ontboden en in aantocht waren, ging de woeste  menigte heen, zodat bij aankomst van de militairen het gebouw verlaten was. De gehele verdere nacht werd het Paviljoen bewaakt door de politie. Het lukte echter de  gemeenteveldwachter om een der belhamels buiten slapende aan te treffen en na arrestatie werd hij onder de toren opgeborgen tot de volgende dag. De tweede dader werd door de Huizer politie uit zijn bed gehaald. Beiden werden de  volgende  namiddag op transport naar Amsterdam gesteld. Zij waren echter zo opgeruimd, alsof zij ter bruiloft gingen. Hun namen waren  Peter Baas Hz. En Klaas Baas Klz.  De Officier van Justitie uit Amsterdam was reeds de volgende dag vroeg aanwezig en weldra stroomden van alle zijden nieuwsgierigen toe. De familie van de heer Remmerde besloot de nog  overgebleven goederen op te laden  en zo lag na een paar dagen ons paviljoen er stil en verlaten bij. Zich  enige gedachten te vormen van het vernielingswer was haast onmogelijk, als men slechts bedacht dat er niet minder dan 82 ruiten waren vernield.

Wie voelde  geen diep medelijden met de man, die uit zelfbehoud een  schietwapen gebruikte en daarbij een persoon dodelijk trof?  Wie  gruwde niet bij de aangerichte verwoesting? Wie dacht niet aan de oppassende en ijverige kastelein die door een dergelijk wangedrag  geruïneerd werd?  Reeds thans werd de heer Remmerde van verschillende zijden de meest hartelijke wijzen van sympatie toegezonden met de wens, dat binnen enkele dagen hem de vrijheid zal worden geschonken.


Reeds Woensdag werden drie van de voornaamste getuigen in Amsterdam gehoord, als mede een zes- a zevental Huizers.  Het stoffelijk overschot van de dodelijk getrogffen Dirk Bakker werd Donderdag begraven. . 
Uit de kroniek van een erfgooiersdorp De Rotonde te Blaricum in het jaar 1900.
( door Henri Klein in TVE)




Rotonde te Blaricum  TVE  p 76